Einde dag rijden we Albanië binnen, dat voelt toch weer heel anders dan Montenegro inrijden. Vriendelijke douaniers en zeker het eerste stuk rijden hier is de moeite waard. Allemaal mooi landelijk, kleine dorpjes en een aardige mix van kerken en moskeeën. We merken dat elke grensovergang toch iets met ons doet. We moeten dan wennen, aan het land, de mensen, onszelf, weer wat verder van huis…. We besluiten daarom te kijken of een op bordjes aangegeven camping een optie voor ons is. Je mag hier overigens gewoon ‘vrij kamperen’. De camping, die op een eiland in de rivier de Bojana ligt, is nog in aanbouw en we mogen van de eigenaar gerust blijven staan. Het geheel doet allemaal wat kitsch aan; een exotische tuin die ook wordt aangelegd, compleet met palmbomen en plastic flamingo’s. Er loopt een man de tuin te inspecteren en we lopen naar buiten voor een praatje. Hij blijkt de chef/de eigenaar, ‘Atje’ is zijn naam. Hij bezit ook het hotel aan de overzijde. ‘Kom’, zegt hij, ‘we gaan koffie drinken…’. Goed plan, uiteraard komt er nog een zelfgestookt glaasje bij, schijnt goed te zijn ‘for the stomach…’. Ja dan kunnen we dat niet afslaan natuurlijk. ‘Atje’ spreekt nauwelijks Engels, een van de obers wel dus zo wisselen we zaken uit. Deze kennismaking laat ons al veel van Albanië zien. Super vriendelijke mensen die van, in onze ogen (over wie zegt dat wat?), ‘foute’ dingen houden. Zwembad met whirpool in het restaurant?! Grote gouden horloges en dito ringen liefst aan veel vingers, een ballenbak in het restaurant maar dan als kermis, compleet met draaimolens enzo. Oh ja en auto’s. Oude Benzen, veel Benzen, liefst met AMG aanduiding. Vaak nog met de kentekensticker erop van het land waar ze vandaan komen, we nemen aan waar ze gekocht zijn. We slapen er heerlijk en ‘uiteraard’ mogen we douchen in het hotel! Zo gastvrij dus. Ok, even de kraan laten lopen om het bruine water uit de leidingen te laten stromen, maar ons hoor je niet klagen. Onze eerste douche in 1,5 week. Lekker hoor. Van ‘Atje’ krijgen we nog wat toeristische tips, ‘must sees’ in de omgeving. Met een tekening. Hartstikke duidelijk toch?
We rijden verder richting een bergdorpje Kruja of Krujë. Dat zou nog een authentiek dorpje moeten zijn… De weg er naar toe is veelbelovend, dat is een soort van bergpas. Wel opletten want kuilen in de weg van tig centimeter, op plekken waar je ze niet verwacht is hier heel normaal. Ontwijken op eigen risico want er kan zo maar iemand aan het inhalen zijn. Meestal op zeg maar de luchtige plekken, daar waar je het niet verwacht, bv voor een bocht of zo…. Wanneer we in Kruja komen zien we een volgebouwde, beetje rauwe stad en veel is niet af(gebouwd). Na een half uur ‘kruip door sluip door’ besluiten we het op te geven en rijden we verder via een, naar wat volgens een local niet heel gunstige route is (onverhard pad). Keren dus (past allemaal net) en terug hoe we gekomen zijn. En dan zien we waar het hier om draait. 3 Straatjes met oude houten huisjes. Erg fraai, dat zeker en jammer dat er alleen maar souvenirwinkeltjes in gevestigd zijn. Er ligt ook een mooi oud kasteel waar we naar toe wandelen en waar in de communistische tijd ook wat barakken bij gebouwd zijn. Rare combi en ook wel weer bijzonder. Kruja was overigens ooit (1190) de hoofdstad van de eerste Albanese staat. De stad werd in de 15e eeuw bezet door het Ottomaanse rijk maar door de nationale held Skanderbeg bevrijd en wel 3 keer sloeg hij nieuwe aanvallen van de Ottomanen af. Allemaal vanuit dit kasteel. Bij het kasteel staat ook een Fatih Sultan Mehmet moskee, met een olijfboom waarvan men zegt dat ie minimaal 2500 jaar oud is. Een local vertelt ons dat deze moskee van een ‘vrije stroming’ is, de moskee in het stadje is meer streng. Paul kan het niet laten daar (in de stad) toch even naar binnen te gluren.
Parkeren mogen we op een parkeerplaats pal onder het kasteel en we krijgen de mooiste plek zodat we ook kunnen overnachten (voor 3 euro). Met uitzicht over het Albanese landschap en in de verte zelfs de zee! En wat een zonsondergang! Statiefje er maar even bij pakken.
De volgende ochtend besluiten we naar Macedonië te rijden. De route voert dwars door Albanië en langs Tirana. Niet fraai. Alleen maar bebouwing, 50% gereed, 50% niet afgebouwd of bouwval. En panden die nergens meer voor dienen, vooral bv benzinestations, blijven gewoon staan. Leeg. Heel veel autosloperijen, autobedrijven, wasstraten. Gestapelde auto’s die gebruikt worden om van vijf auto’s één te maken. En overal rotzooi op straat, alles wordt hier gewoon gedumpt. Voelt niet fijn en dus nemen we maar een stuk autoweg. Die is dan weer heel strak en fraai. Het laatste stuk Albanië is dan weer mooi, hier gaan we nog even picknicken, met meer landbouw in terrassen tegen de bergen aan. In dit gebied wisselen de Benzen paard en wagen af. Met blik op het meer van Ohrid (Macedonië) rijden we naar de grens. Op naar een nieuwe ervaring.